Lief gaat een slaapplaats regelen

Hendrik valt van de ene verbazing in de andere. Hij vraagt waarom hij dan aan het voeteinde had moeten slapen. Nu is ook Lief verbaasd over zoveel onbegrip. “In een éénpersoonsbed naast elkaar slapen is wel heel knus, maar praktisch is het niet echt, dat moet je toch toegeven.” Lief vervolgt: “En naast het bed, op de grond is ook niet het meest handige, ik zou zomaar bovenop je kunnen gaan staan als ik uit bed stap.” Hendrik doet nog een poging om het slapende deel van zijn leven te redden. “Ik lig altijd alleen in bed, en dat wil ik ook zo houden.” “Lig jij altijd dwars?” vraagt Lief met de handen over elkaar op een toon alsof ze het tegen een vijfjarig jochie heeft.
“Niet altijd, alleen in bed.” “Als je met iemand in één huis woont kan dat niet Hendrik, wen er maar aan.” “Kan je niet ergens anders en iemand anders er aan laten wennen? Ik ben daar niet zo goed in.” Lief begrijpt het niet helemaal en vraagt: “Is er nog iemand anders in huis dan? Nee toch hoop ik? Ik verwacht mijn handen vol te hebben met alleen jou.” “Natuurlijk is er niemand anders in huis.” “Gelukkig, met z’n drieën in een tweepersoonsbed is net zo erg als met z’n tweeën in een eenpersoonsbed!” Hendrik krapt zich eens op zijn hoofd en roept: “En hier moet ik aan wennen?”